Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij hebt [35]Mij het hart [36]genomen, [37]Mijn zuster, o bruid! [38]gij hebt Mij het hart genomen, [39]met een van uw ogen, met een [40]keten [41]van uw hals. 35. Of, mijn hart hebt gij genomen. 36. Of, beroofd, of gewond; te weten door liefde. Zie Jes.62:5. Het Hebreeuwse woord betekent: Gij hebt mij gehard, of onthart. De zin is: Gij hebt mijne gunst en liefde verworven, niettegenstaande uw veelvoudige gebreken. 37. Aldus wordt de kerk genoemd ten aanzien dat Christus onzer aller broeder is, hebbende ons vlees en bloed aangenomen en ons door het geloof tot Gods kinderen en zijne broeders en medeerfgenamen gemaakt. Zie Matth.12:50; Joh.1:13; Rom.8:16,17; Hebr.2:11. 38. En derhalve moogt gij wel gerust en verzekerd zijn dat Ik u voor altoos niet verlaten zal. 39. Dat is, door het ware geloof, waarmede gij mij aanschouwt en omhelst als uw lieven Bruidegom, wint gij mij het hart af. Zonder geloof kunnen wij God niet behagen; Hebr.11:6. 40. Dat is met het sieraad uwer goede werken, uit een waar geloof spruitende; zie Spreuk.1:9. Deze keten hebben wij van onszelven niet, maar door de genade Gods, gelijk te zien is hfdst.1 vs.11. God kroont in ons zijn eigen gaven. 41. Te weten, hangende.